– Ben je er klaar voor?
– Het is erg diep, fluistert hij.
– Neem een grote slok moed dan.
– Het wervelt voor m’n ogen. Alsof ik aan de rand van een afgrond sta.
– Kijk liever omhoog. De lucht is blauwer dan ooit. Neem nog een slok.
– Denk je echt dat er iets zal zijn. Gaan we er iemand ontmoeten?
– Kom, we duiken erin.
Op de plek waar daarnet nog twee mensen stonden, dwarrelen precies twee eikenblaadjes langzaam naar beneden. Hij had geaarzeld, al was het maar een fractie van een seconde.
Ondertussen zit God voorovergebogen over een stapel notities. Hij is overwerkt. Iets klopt niet, hij kan er niet aan uit. Hij is zeer zeker dat hij, als enige trouwens, over de correcte gegevens beschikt. Het ziet er complex uit, maar als er al een rekenfout in zou zitten, dan had hij die er allang uitgehaald. Een bevreesd gevoel overvalt hem: misschien zit het niet goed met de postulaten. Hij wuift die gedachte gauw weg, anders kan hij helemaal opnieuw beginnen. Het moet maar via deze weg op te lossen zijn. Er moet toch één manier zijn om de markteconomie te redden.